De human resources, opdrachten en positionering van Brussel Plaatselijke Besturen


 

Brussel Plaatselijke Besturen is een klein bestuur (100 VTE’s) met een hoog expertiseniveau en een groot budget dat wordt toegewezen aan de plaatselijke besturen.

Ons bestuur valt ook op door zijn leeftijdspiramide, met meer dan een derde vijfenvijftigplussers in dienst, en door de daling van zijn personeelsbestand in de afgelopen tien jaar.  

Ook bijzonder is dat Brussel Plaatselijke Besturen het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën (BGHGT - ABI van eerste categorie) beheert, doordat zijn directeur-generaal ook die functie op zich neemt, en dat het bestuur gewestelijke inspecteurs heeft die de gemeenten met een aanzuiveringsplan controleren. Hetzelfde geldt voor het toezicht op de OCMW’s, uitgeoefend door Brussel Plaatselijke Besturen onder het gezag van het verenigde college. Hiervoor vraagt Brussel Plaatselijke Besturen al vele jaren om een samenwerkings- en middelenovereenkomst te sluiten om de situatie te regulariseren. 

Gelet op onze vele opdrachten is het essentieel de keuzes af te wegen die voor de komende regeerperiode gemaakt moeten worden in een moeilijke gewestelijke budgettaire context, rekening houdend met de gevolgen van het moratorium dat de regering in het laatste jaar van de voorgaande legislatuur heeft opgelegd. Brussel Plaatselijke Besturen oefent ‘soevereine’ taken uit, zoals de organisatie van verkiezingen of de uitoefening van toezicht, wat een duurzaam humanresourcesbeheer inhoudt. De risico’s verbonden aan het verlies van kennis over geregionaliseerde bevoegdheden, beheerst door enkele personeelsleden (soms zelfs maar één) bij Brussel Plaatselijke Besturen vereisen dat de functies door twee personen worden uitgeoefend om kennis te kunnen doorgeven met het oog op toekomstige pensionering. 

Daarom moeten de prioriteiten van de regering vanaf het begin van de regeerperiode worden afgestemd op de middelen, om de opdrachten van Brussel Plaatselijke Besturen te kunnen waarborgen of ze te herbekijken in het licht van de beschikbare middelen. Voor elke nieuwe opdracht zullen overigens de nodige middelen uitgetrokken moeten worden, gelet op de situatie van Brussel Plaatselijke Besturen. Daarom pleiten we voor een moratorium op eventuele detacheringen, gezien de beperkte omvang van onze organisatie.

Tot slot zouden we graag willen dat de bevoegdheid ‘plaatselijke besturen’ opnieuw aan de minister-president wordt toegewezen. Dit is geen kritiek op hoe de ministeriële bevoegdheden zijn verdeeld tijdens de vorige regeerperiode, maar wel een vaststelling van het bestuur, dat het beheer van de bevoegdheidsverdeling al observeert sinds de oprichting van het gewest. De grootte van ons gewest, de betrokkenheid van de gemeenten bij alle gewestbevoegdheden, de nood aan samenwerking tussen beide bestuursniveaus, de gewestelijke bevoegdheden over veiligheid die onlosmakelijk verbonden zijn met het plaatselijke niveau of nog het voorzitterschap van het verenigde college, dat voor de link zorgt met de OCMW’s, … Wegens al deze elementen pleit Brussel Plaatselijke Besturen ervoor om de bevoegdheid ‘plaatselijke besturen’ te behouden bij de minister-president, zoals werd waargenomen van 1989 tot 2018.  


 

De begrotingsmiddelen van Brussel Plaatselijke Besturen, de toewijzing ervan en het begrotingskader van de plaatselijke besturen


 

Op gewestelijk niveau

In 2023 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ongeveer 890 miljoen euro overgemaakt aan de plaatselijke besturen.

Die geldstromen zijn als volgt verdeeld:

  • 750 miljoen afkomstig van de diensten van de BHR;
  • 140 miljoen via instellingen (BPV, Actiris, Net Brussel, Perspective en Leefmilieu Brussel).

Brussel Plaatselijke Besturen levert de grootste bijdrage. Met een budget van meer dan 900 miljoen euro beheert onze administratie ongeveer 12% van de regionale begroting.

Omdat het om grote bedragen gaat, is het van essentieel belang de toewijzing van deze middelen goed af te wegen om te bepalen hoe ze zullen evolueren tijdens de regeerperiode 2024-2029.

In 2024 ziet onze begroting er als volgt uit:

  • de helft van de begroting betreft organische subsidies: 477 miljoen euro wordt besteed aan algemene financiering (algemene dotatie aan de gemeenten (ADG), artikel 46bis en het GGC-deel van de ADG (BFMW)) en 8 miljoen euro wordt toegewezen aan de erediensten en aan de vrijzinnige morele dienstverlening;
  • de verschillende sectorale akkoorden gesloten in het Comite C betreffen meer dan 135 miljoen euro;
  • meer dan 110 miljoen euro worden toegewezen via de volgende subsidies: het Fiscaal Compensatiefonds (dotatie voor de economische ontwikkeling van 42 miljoen), de subsidie aan gemeenten met ziekenhuizen (10 miljoen), de subsidie die de afbouw van het GECO-stelsel compenseert (44 miljoen) en de subsidie die de herziening van de statuten van Vivaqua compenseert (15 miljoen). Andere subsidies (Cefa, diversiteit…) betreffen iets meer dan 2 miljoen euro;
  • er wordt ook 15 à 20 miljoen euro per jaar aan investeringssubsidies toegekend voor gesubsidieerde werken en sportinfrastructuur.

Daarnaast is erin voorzien dat de plaatselijke besturen onrechtstreekse steun krijgen via:

  • financieringen toegekend aan gewestelijke instellingen als Brussel Preventie en Veiligheid (128 miljoen, waarvan meer dan de helft vervolgens naar de politiezones en gemeenten gaat), het BGHGT (33 miljoen) of Paradigm (5 miljoen; We pulse-programma);
  • de GSOB (3,4 miljoen) en;
  • Brulocalis (225.000 euro).

 

Tot slot valt op te merken dat de regeerperiode 2019-2024 gekenmerkt werd door nieuwe maatregelen voor het personeel van de plaatselijke besturen (sectorale akkoorden), voor een bedrag van 65 miljoen in 2024, door middelen vrijgemaakt voor sportinfrastructuur, maar ook door de verschillende steunmaatregelen toegekend in de context van de verschillende crisissen die deze regeerperiode hebben getekend (covid en de oorlog in Oekraïne).

Wat de toekomstverwachtingen betreft, lijkt in de huidige context een groei van de begroting van Brussel Plaatselijke Besturen onvermijdelijk bij een ongewijzigd beleid, wegens de indexeringsmechanismen die gekoppeld zijn aan de ADG (+2%), aan de sectorale akkoorden (loonindexeringen), aan het Fiscaal Compensatiefonds,…

Als het beleid niet wijzigt, zou het budget van Brussel Plaatselijke Besturen dan tegen het eind van de volgende regeerperiode meer dan 1 miljard euro bedragen

Op plaatselijk niveau

De plaatselijke besturen zijn zwaargewichten in de economie van het gewest: de gecumuleerde begrotingen voor de gewone uitgaven van de Brusselse gemeenten en OCMW’s bedroegen meer dan 4 miljard euro in 2023, terwijl ze de afgelopen vijf jaar voor gemiddeld 553 miljoen per jaar hebben geïnvesteerd. De gemeenten en OCMW’s dragen ook bij tot de economie van het gewest via plaatselijke tewerkstelling. Het gaat om 28.159 personen (wat neerkomt op 25.601,2 voltijdse equivalenten), onder wie 68 % Brusselaars.

 

Meer weten over de lokale context

 

Op financieel vlak blijven de gemeenten kwetsbaar, en ze hebben enorm geleden onder de opeenvolgende crisissen van de afgelopen jaren. Daarnaast blijken sommige schulden moeilijk te innen, wat een risico vormt voor de plaatselijke financiën en kasmiddelen.

Bij vijf gemeenten vertoonde de begroting van 2023 negatieve gecumuleerde resultaten voor de gewone dienst, en het opstellen van de begrotingen voor 2024 blijft een ingewikkelde oefening voor de gemeenten, die zich strikt moeten houden aan de begrotingsevenwichtsregels opgelegd door de nieuwe gemeentewet. De gemeenten halen immers het grootste deel van hun middelen uit belastingen en uit overdrachten afkomstig van het gewest. Het groeipotentieel van beide types ontvangsten heeft evenwel zijn grenzen bereikt. De behoeften die samenhangen met de Brusselse demografische en sociaaleconomische context komen daarentegen tot uiting in hun geraamde uitgaven en in hun investeringen: onderwijs, stedenbouw, huisvesting, bijstand aan personen en veiligheid. Tot slot vormen de toenemende pensioenlasten ook een uitdaging die de gemeenten het hoofd moeten bieden.

Deze context heeft ook een impact op het begrotingsevenwicht van de OCMW’s en de politiezones, waaraan de gemeenten bijdragen via hun dotaties.

De financiële situaties van de Brusselse gemeenten blijven ook sterk verschillen. De gemeenten in het zuidoosten en de eerste kroon staan er beter voor dan die in het noordwesten en de kanaalzone.

Deze situatie is des te zorgwekkender omdat de plaatselijke besturen, net als de andere bestuursniveaus, moeten bijdragen aan de begrotingsinspanningen om te voldoen aan de begrotingsevenwichtsnormen die voortvloeien uit het Europese stabiliteits- en groeipact.