Gewone dienst


 

De gewone dienst omvat alle ontvangsten en uitgaven die minstens eenmaal in de loop van elk boekjaar terugkomen en die garant staan voor ontvangsten en een regelmatige werking, de periodieke terugbetaling van schulden inbegrepen.

 

Ontvangsten van de gewone dienst

De ontvangsten van de gewone dienst kunnen in drie groepen worden onderverdeeld:

  • Ontvangsten uit prestaties :

Deze economische groep omvat de gewone ontvangsten waarvoor de gemeentes als tegenprestatie een werk, een levering of een dienst verrichten. Het kan gaan om opbrengsten uit verhuur, toegangsgelden voor culturele en sportinfrastructuren, tussenkomsten voor ouders in vervoer, maaltijden en schoolopvang of terugvorderingen voor administratieve kosten bijvoorbeeld. De ontvangsten uit prestaties zijn goed voor gemiddeld om en bij de 6% van alle ontvangsten van een gemeente.

  • Ontvangsten uit overdrachten

Deze economische groep omvat de ontvangsten waarvoor de gemeentes geen rechtstreekse bijdragen leveren. Het gaat om heffingen en belastingen (waaronder de opbrengst van de opcentiemen op de onroerende voorheffing en die van de opcentiemen op de personenbelasting), subsidies van andere overheidsdiensten en dotaties (de algemene dotatie aan de gemeenten in het bijzonder). Er is echter een verschil tussen dotatie en subsidie. Een subsidie is een ontvangen bijdrage met een specifiek doeleinde, terwijl een dotatie bijdraagt aan de algemene financiering en de werking ervan niet moet worden bewezen. De ontvangsten uit overdrachten zijn goed voor gemiddeld om en bij de 88% van alle ontvangsten van een gemeente.

  • Ontvangsten uit schulden

Deze economische groep omvat de ontvangsten uit schuldvorderingen en uit het patrimonium van een gemeente (deze groep omvat in grote lijnen dividenden of winstaandelen in intercommunales, creditintresten en intresten op kapitaalinvesteringen). Deze ontvangsten zijn goed voor gemiddeld om en bij de 6% van alle ontvangsten van een gemeente. De gewone dienst mag niet via leningen worden gefinancierd. Deze uitgaven moeten dus door andere inkomstenbronnen worden gedekt.

 Uitgaven van de gewone dienst

De uitgaven van de gewone dienst kunnen in vier groepen worden ondergebracht:

Personeelsuitgaven

Het gaat hier uiteraard om de lonen van het (statutaire en contractuele) gemeentepersoneel en dat van de mandatarissen, maar ook om het vakantiegeld, de sociale bijdragen en de pensioenlasten. Deze uitgaven zijn goed voor gemiddeld 45% van alle uitgaven van een gemeente.

Werkingsuitgaven

Deze economische groep omvat alle uitgaven die nodig zijn voor de goede werking van de gemeente, met uitzondering van de personeelslasten. Het gaat hier in de eerste plaats om de administratieve en technische werkingskosten (leveringen van informatica-artikelen en prestaties van derden), om de kosten met betrekking tot het onderhoud van de gebouwen (energie- en waterverbruik) en het wegennetwerk alsook om de verschuldigde honoraria aan niet-gemeentelijk personeel. 

De werkingsuitgaven zijn goed voor gemiddeld 10% van alle uitgaven van een gemeente.

Overdrachtsuitgaven

Deze economische groep heeft hoofdzakelijk betrekking op wettelijk verplichte financiële tussenkomsten ( OCMW's, tekorten bij ziekenhuizen en gemeentebedrijven, kerkfabrieken en politiezones) en op facultatieve subsidies voor diverse sport-, culturele en filantropische verenigingen. Deze bijdragen zijn goed voor 85% van alle overdrachtsuitgaven. Sinds de oprichting van de politiezones in 2002 zijn er in de gemeentebegrotingen geen personeelsuitgaven, werkingsuitgaven en schulden inzake politiediensten meer opgenomen. In de praktijk is er in de gemeentebegrotingen enkel voorzien in een dotatie voor de politiezones, die onder de overdrachtsuitgaven wordt geboekt. 

De overdrachtsuitgaven zijn goed voor gemiddeld 35% van alle uitgaven van een gemeente

Schulduitgaven

Deze groep omvat de terugbetaling van schulden (kapitaal en intresten), ongeacht of deze schulden ten laste vallen van een gemeente, een derde of een hogere autoriteit.

 

Buitengewone dienst


 

De buitengewone dienst omvat alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van de gemeente, uitgezonderd de normale onderhoudswerken. Het omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, de deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetalingen van de schuld.

 

Ontvangsten van de buitengewone dienst

De financiering van het buitengewone programma gebeurt via leningen (ontvangsten uit schulden), subsidies (ontvangsten uit overdrachten) of eigen middelen (gevormd hetzij uit overschotten van de gewone dienst of hetzij via de verkoop van patrimonium).

Uitgaven van de buitengewone dienst

De voornaamste uitgaven zijn investeringen. Het gaat om de aankoop van roerende of onroerende goederen en om het onderhoud en de inrichting ervan. We onderscheiden eveneens de overdrachtsuitgaven (kapitaalsubsidies) en schulduitgaven (leningen aan vzw’s, andere overheidsinstellingen of de vervroegde aflossing van schulden) die van minder belang zijn. 

 

De scheiding van de gewone en de buitengewone dienst

 

De regelgeving inzake gemeenteboekhouding legt de basisregel op dat de gewone en de buitengewone dienst moeten worden gescheiden. De ontvangsten en uitgaven van de gewone en de buitengewone dienst mogen niet met elkaar worden verward. De uitgaven van elke dienst worden in evenwicht gehouden door gelijksoortige ontvangsten. Daarnaast mogen buitengewone ontvangsten niet als dekking dienen voor gewone uitgaven. Deze beperking vloeit voort uit het beginsel van deugdelijk beheer dat stelt dat men zich niet op lange termijn in de schulden mag werken om dagelijkse uitgaven te kunnen dekken.

In tegenstelling tot deze regel mag de plaatselijke overheid wel buitengewone uitgaven financieren middels gewone middelen, en dit via een overdracht (overboeking). Dit bevordert de financiële gezondheid van de gemeente, die zo geen lening moet afsluiten om investeringen te financieren die haar patrimonium vergroten.

De voornaamste uitzondering in de gemeenteboekhouding schuilt in het feit dat de contractuele terugbetalingen van leningen (kapitaalaflossingen) niet als buitengewone uitgaven worden beschouwd, maar in de gewone dienst worden geboekt, ook al hebben deze leningen met het patrimonium te maken.