Sinds 1 januari 2002 zijn de gewesten bevoegd om de plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen, in het algemeen gekend als "kerkfabrieken", te organiseren, te controleren en te financieren. In dat kader hebben zij een ingewikkeld systeem geërfd (dat teruggaat tot het begin van de negentiende eeuw en heel wat evoluties heeft gekend) en dat het nu, door de oprichting van de plaatselijke besturen, mogelijk maakt dat de overheid deze instellingen die belast zijn met het beheer van de erediensten financiert en controleert.

Brussel Plaatselijke Besturen kreeg van de Regering de opdracht een tekst voor te stellen die de financiering van de uitoefening van de eredienst als openbare dienstverlening in overeenstemming brengt met de moderne principes van democratisch bestuur. Daartoe heeft Brussel Plaatselijke Besturen een voorontwerp van ordonnantie uitgewerkt dat gebaseerd is op drie leidende principes: strikte gelijkheid van behandeling, administratieve vereenvoudiging en rationalisering van de uit te voeren taken.

Hoewel het gekozen financierings- en controlesysteem nog steeds voorziet in het indienen van een jaarrekening en een jaarbegroting is de ordonnantie in meerdere opzichten vernieuwend. Om een strikte gelijkheid van behandeling te garanderen, worden de erediensten niet meer opgesomd en wordt een algemene terminologie gehanteerd. De financiering wordt vervolgens op een uniforme manier een uitsluitend gewestelijke bevoegdheid. Met het oog op het bewaren van de scheiding tussen kerk en staat ontzegt het Gewest zich elke bevoegdheid wat betreft de geschiktheid van de uitgaven van de instellingen. In dat opzicht zal de controle voortaan gebeuren door de instellingen zelf terwijl de overheidstussenkomst geplafonneerd zal zijn (op 30 % van de gewone uitgaven van een instelling).

Wat de vereenvoudiging betreft voorziet de ordonnantie niet enkel in de aanwijzing van het Gewest als enige gesprekspartner, maar ook in een verminderd toezicht wanneer de instelling het plafond van 30 % overheidstussenkomst naleeft. Bovendien zullen erkende plaatselijke levensbeschouwelijke instellingen die momenteel slechts verantwoordelijk zijn voor het beheer van één gebouw aangemoedigd worden zich te verenigen. Instellingen die gebruik maken van deze mogelijkheid om zich te verenigen zullen een overheidstussenkomst krijgen die hoger ligt dan 30 % (maar niet hoger dan 40 %).

De datum van uitvoering van deze bepalingen is door de ordonnantie vastgelegd op 1 januari 2023. Een van de uitvoeringsmaatregelen die nog moeten worden bepaald is een informaticaproject dat de instellingen in staat moet stellen zelf hun begrotingsdocumenten online in te vullen.