De begroting is een jaarlijks document dat de bedragen van alle ontvangsten en uitgaven bepaaltdie in de loop van het jaar kunnen worden verwezenlijkt en vastgelegd.

 

De grote begrotingsprincipes

Jaarperiodiciteit

“[…] Behoren tot een dienstjaar, alleen de rechten verkregen door de gemeente en de verplichtingen aangegaan t.o.v. de schuldeisers tijdens dit dienstjaar, ongeacht het dienstjaar waarin zij worden vereffend.” (art. 238 van de Gemeentewet).
Krachtens dit principe mogen de begrotingskredieten van een dienstjaar enkel worden aangewend voor betalingen van datzelfde dienstjaar, en niet voor betalingen van eerdere dienstjaren. Op dezelfde manier mogen kredieten die aan het einde van het dienstjaar niet zijn aangewend, niet naar het volgende dienstjaar worden overgedragen.

Eenheid

Er is slechts één gemeentebegroting, één enkele boekhouding en één enkele gemeentekas. Behoudens bijzondere bepaling van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Boekhouding worden alle ontvangsten aangewend voor het dekken van alle uitgaven van de gemeente.

Universaliteit

Bij toepassing van het universaliteitsbeginsel moeten alle geraamde ontvangsten en uitgaven in de begroting zijn opgenomen.

  • “De gemeenteraad is verplicht elk jaar op de begroting van uitgaven te brengen alle uitgaven die door de wetten aan de gemeente zijn opgelegd, en inzonderheid de volgende: (…)” (art. 255 van de Gemeentewet)
  • “De gemeenteraad is verplicht jaarlijks alle ontvangsten van de gemeente, onder nadere omschrijving, op de begroting te brengen, evenals die welke de wet haar toekent, alsmede de overschotten van de vorige dienstjaren.” (art. 259 van de Gemeentewet)
  • “De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan.” (…) (art. 5 van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Boekhouding)

Specialiteit

Het specialiteitsbeginsel legt de verplichting op om de gemeenteontvangsten en –uitgaven duidelijk te omlijnen, zowel in hun omschrijving als in hun bedrag. “De uitgavekredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel.” (art. 10 van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Boekhouding).

Openbaarheid

De begroting moet, als onderdeel van het gemeentebestuur, door de bevolking kunnen worden geraadpleegd.

  • “De begrotingen en rekeningen worden neergelegd op het gemeentehuis, waar eenieder er altijd ter plaatse kennis van kan nemen.” (art. 242 van de Gemeentewet)
  • “De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar.” (art. 93 van de Gemeentewet).

Artikel 112 van dezelfde wet bepaalt bovendien het volgende: “vanaf hun goedkeuring door de gemeenteraad, worden volgende documenten bekendgemaakt op de website van de gemeente: de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, de gemeentelijke bestemmingsplannen, de jaarlijkse begroting, het driejaarlijks plan en de rekeningen."

De structuur van een begrotingsartikel


 

De codificatie van begrotingsartikelen

Zoals gestipuleerd in artikel 1, 5° van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Boekhouding (ARGB) is het budgettaire rekeningstelsel gebaseerd op een dubbele classificatie in “functionele en economische codes”. Op de ontvangsten en uitgaven wordt een dubbele classificatie toegepast om ze te kunnen onderscheiden naar herkomst of toewijzing (functionele classificatie) of naar aard (economische classificatie).

De combinatie van een functionele en economische code bepaalt de basisstructuur van elk begrotingsartikel. Meer concreet bestaat een begrotingsartikel uit een functionele code van drie cijfers (FFF) die naar een dienst, departement of kostencentrum verwijst, en uit een economische code van vijf cijfers (EEE-NN) die de aard van de uitgave aangeeft.

Het begrotingsartikel neemt de volgende vorm aan: FFF(FF) / EEE-NN. Dit type van codificatie maakt het mogelijk om de rekeningen en begrotingen weer te geven naar enerzijds functie en anderzijds economische aard van de uitgaven en ontvangsten.

Deze codes zijn eveneens bij wet vastgelegd (KB van 25 maart 1994 tot wijziging van het MB van 30 oktober 1990 houdende uitvoering van artikel 44 van het KB van 2 augustus 1990 betreffende het ARGB).

Functionele uitsplitsing

De functionele uitsplitsing deelt de ontvangsten en uitgaven (zowel gewone als buitengewone) in naar herkomst of besteding, dat wil zeggen volgens de verschillende functies en taken die de gemeentelijke overheden uitvoeren (algemene administratie, openbare orde en veiligheid, onderwijs…).

De functionele codificatie omvat acht hoofdfuncties. De nummers van deze hoofdfuncties zijn:

0Niet aan functies toewijsbare ontvangsten en uitgaven
1Algemene administratie
3Openbare orde en veiligheid
4Wegennet, waterwegen
5Nijverheid, handel en middenstand
7Onderwijs, cultuur, recreatie, erediensten
8Sociale dienstverlening en openbare gezondheid
9Huisvesting en ruimtelijke ordening

Economische uitsplitsing

Daarnaast wordt er ook een economische codificatie toegepast op de verschillende ontvangsten en uitgaven. Die indeling is gebaseerd op de theorie van de sectoren en de economische stromen en heeft betrekking op de middelen die de gemeente aanwendt om haar interventie uit te voeren.

In vergelijking met de functionele indeling geeft ze duiding bij de aard van de ontvangsten of uitgaven zelf (bijvoorbeeld: opbrengsten uit vermogen, opbrengsten uit prestaties, kapitaalopbrengsten, dividenden, algemene toelagen, specifieke toelagen, belastingen enz.), alsook over de belangrijkste begunstigde of bijdragende activiteitssectoren (gezinnen, overheidssector, financiële sector enz.).

De verschillende economische codes worden ook ingedeeld in economische klassen of rubrieken. Die bestaan uit twee delen: de eigenlijke code zelf (3 cijfers) en het volgnummer. Deze 3 cijfers hebben een betekenis: het eerste cijfer verwijst naar de hoofdklasse, zelf onderverdeeld in onderklassen, het tweede cijfer betreft een uitgave indien het 1 tot 5 bedraagt en een ontvangst indien het 6 tot 9 bedraagt (een 0 kan zowel op een uitgave als een ontvangst betrekking hebben).

De economische code speelt een essentiële rol in de informatorische link tussen de begrotingsboekhouding en de algemene boekhouding.

De negen hoofdklassen zijn de volgende:

1Gewone ontvangsten en uitgaven voor goederen en diensten
2Financiële lasten, verliezen en winsten van ondernemingen
3Overdrachten van inkomsten van en naar andere sectoren dan de overheidssector
4Overdrachten van inkomsten binnen openbare overheden
5Kapitaaloverdrachten binnen openbare overheden
6Investeringen
7Toekenning van leningen en deelnemingen
8Overheidsschuld en heffingen