Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 november 2003 legt de regels vast voor het financieel beheer van de gemeentebedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het model van de begroting, de balans en de resultatenrekening van gemeentebedrijven is dan weer vastgelegd bij ministerieel besluit van 6 februari 2004.

Deze regelgeving stemt de boekhouding van gemeentebedrijven af op die van gemeenten. Toch willen we hier enkele verduidelijken en preciseringen aanbrengen met betrekking tot de specifieke aard van hun begrotings- en boekhouddocumenten.

 

De begroting


De jaarlijkse begroting van een gemeentebedrijf omvat:

  • een document met een bedrijfsbegroting en een vermogensbegroting;
  • een detailopgave van alle investeringsprojecten;
  • de aflossingstabel van de schuld;
  • een tabel met de evolutie van de beschikbare reserves en het gebruik van de voorzieningen.

 

Naar het voorbeeld van de gemeentebegrotingen zijn de voorziene ontvangsten een raming van de ontvangsten die tijdens het dienstjaar zullen worden gerealiseerd (vastgestelde rechten), terwijl de voorziene uitgaven een raming zijn van de uitgaven die tijdens het dienstjaar zullen worden aangerekend, ongeacht in welk dienstjaar de uitgave werd vastgelegd (overgedragen vastleggingen en nieuwe aantekeningen van het dienstjaar). Overigens zullen de vaststelling van een ontvangst en de aanrekening van een uitgave in de begrotingsboekhouding aanleiding geven tot een boeking in de algemene boekhouding.

De codificatie van de bedrijfsbegroting stemt overeen met het schema van de resultatenrekening: bij de ontvangsten de rekeningen van klasse 7 en bij de uitgaven de rekeningen van klasse 6. Het geraamde resultaat van deze begroting is dus een voorafbeelding van het bedrijfsresultaat.

De codificatie van de vermogensbegroting gebeurt op basis van de rekeningen van de klassen 1, 2 en 4 van de balans. De periodieke terugbetaling van leningen, die in de algemene boekhouding enkel weerslag heeft op de balansrekeningen, ressorteert bijgevolg onder de vermogensbegroting. Hierin verschilt de boekhouding van de gemeentebedrijven van die van de gemeenten.

In de begroting van het gemeentebedrijf wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen de gewone dienst en de buitengewone dienst. Dit onderscheid heeft geen invloed op de voorstelling van de begroting. De gewone begroting omvat : de bedrijfsbegroting en van de vermogensbegroting de kredieten met betrekking tot buitengewone onderhoudswerken (ontvangsten en uitgaven) en de kredieten met betrekking tot de aankoop van meubilair (ontvangsten en uitgaven), alsook de kredieten in verband met de periodieke terugbetaling van de schuld. De buitengewone begroting omvat de ontvangsten en uitgaven in verband met aankopen en verkopen, bouwwerken en inrichtingswerken aan gebouwen.

De rekeningen


Het dienstjaar van het gemeentebedrijf vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december. Bij de afsluiting van het dienstjaar stelt de bedrijfsboekhouder de jaarrekening van het gemeentebedrijf vast die bestaat uit de begrotingsrekening, de balans, de resultatenrekening en de bijlagen.

De begrotingsrekening wordt voorgesteld in dezelfde vorm als de begroting en vermeldt de volgende gegevens:

  • inzake ontvangsten: in de eerste kolom de begrote bedragen, in de tweede kolom de definitief vastgestelde rechten, in de derde kolom de oninvorderbaar verklaarde  ontvangsten, in de vierde kolom de netto vastgestelde rechten;
  • inzake uitgaven: in de eerste kolom de begrote bedragen, in de tweede kolom de aangerekende uitgaven en in de derde kolom de ongebruikte kredieten.

 

Bij de begrotingsrekening wordt een lijst van de nog te innen vastgestelde invorderingsrechten gevoegd die per bijzondere rekening is opgesteld en waarbij de dubieuze debiteuren afzonderlijk worden vermeld.

 

Bestemming van het resultaat

Indien het resultaat van het dienstjaar en het bedrijfsresultaat een batig saldo vertonen, wordt het resultaat van het dienstjaar als volgt verwerkt:

  • het vormen van een reserve;
  • overboeking van het saldo van de boni naar de gemeente.

 

Indien het resultaat van het dienstjaar een batig saldo en het bedrijfsresultaat een negatief saldo vertonen, wordt het resultaat van het dienstjaar als volgt verwerkt:

  • het vormen van een reserve;
  • boeking op het overgedragen resultaat.

 

Indien het resultaat van het dienstjaar een negatief saldo vertoont, gaat het college van burgemeester en schepenen over tot:

  • een afname op de reserves;
  • na uitputting van deze laatste, mag het gemeentebedrijf een tussenkomst aanvragen bij de gemeente.