De grondwet (artikelen 19 tot 21) garandeert de vrijheid van alle erediensten en verbiedt de burgerlijke overheid tussen te komen bij de benoeming van bedienaren van de eredienst en de werking ervan. Het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat betekent dus dat de burgerlijke overheid niet mag tussenkomen in de organisatie of beoefening van de al dan niet erkende eredienst.

 

Het is belangrijk het religieuze aspect, dat uitsluitend de eredienst zelf betreft, en waarin de staat, het Gewest niet mag tussenkomen, te onderscheiden van het temporele aspect, dat betrekking heeft op al het materiële (gebouwen, infrastructuur, enz.). Voor de financiering van dit deel creëert de wetgever instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erediensten.

De grondwet bepaalt overigens dat de beoefening van de eredienst een openbare dienst is: de bevoegde overheid moet dus zorgen voor de nodige maatregelen en middelen om deze beoefening mogelijk te maken. De instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de eredienst worden hiertoe opgericht. Deze instellingen worden belast met het beheer van de materiële aspecten die de beoefening van de eredienst door de plaatselijke religieuze gemeenschappen mogelijk maken (de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst onderhouden, zorgen voor de infrastructuur, ...).

Erediensten zijn in 2002 een gewestbevoegdheid geworden inzake de erkenning van plaatselijke gemeenschappen (parochies en de tegenhangers daarvan uit de andere erediensten), de organisatie en financiering van de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erediensten en de huisvestingstoelagen voor de bedienaren van de erediensten, alsook het toezicht op de instellingen die de temporaliën van de eredienst beheren.

Erkenning van geloofsgemeenschappen

De federale overheid, via de FOD Justitie, blijft bevoegd voor de vrijwillige aanvraag om erkenning van een nieuwe eredienst in België. De federale staat erkent momenteel zes erediensten: de katholieke, protestantse, joodse, anglicaanse, islamitische en orthodoxe. Naast deze erediensten is ook de georganiseerde vrijzinnigheid erkend.

In dit kader mag het Gewest de criteria bepalen die de erkenning van een plaatselijke gemeenschap mogelijk maken, en haar formeel erkennen via een besluit.

In de praktijk dient een vertegenwoordigingsorgaan een erkenningsaanvraag in, waarbij het aantal leden van de betrokken gemeenschap wordt verduidelijkt. Het Gewest vraagt dan de gemeente waar deze geloofsgemeenschap gevestigd is om advies (op het vlak van veiligheid, stedenbouw en financiën), alsook de FOD Justitie, die de wedde van een bedienaar van de eredienst ten laste zal nemen als de gemeenschap erkend wordt.

Zodra de plaatselijke gemeenschap erkend is, kan het Gewest een rechtspersoonlijkheid toekennen aan de instelling die de temporaliën van de eredienst beheert. Zo wordt die een publiekrechtelijke instelling en een ondergeschikt plaatselijk bestuur.

Financiering van de instellingen die de temporaliën van de eredienst beheren

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de gemeenten hebben plichten ten overstaan van de instellingen die de temporaliën van de eredienst beheren. Dat kan gaan van een financiële tegemoetkoming in de begrotingen van de instellingen als ze niet over voldoende middelen beschikken om hun kosten te dekken, tot een reactie op verzoeken bij grote werken aan de gebouwen die bestemd zijn voor de beoefening van een eredienst.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – in de andere deelstaten, de provincie – financiert het begrotingstekort van de kerkfabriek van de kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele, van de orthodoxe kerkfabrieken en van de erkende islamitische gemeenschappen. Voor de andere erkende erediensten (anglicaanse, protestantse en joodse) zijn het de 19 gemeenten die eventuele tekorten in de begrotingen van de beheersinstellingen van de temporaliën van de erediensten bijpassen.

De bedienaren van de orthodoxe en islamitische erediensten, evenals de katholieke bisschop, ontvangen ook een huisvestingsvergoeding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gemeenten financieren de huisvestingsvergoeding voor bedienaren van de katholieke, protestantse, anglicaanse en joodse erediensten. Het Gewest verleent ook een toelage aan de instellingen voor niet-confessionele morele bijstand.

De instellingen die de temporaliën van de erediensten beheren, moeten een begroting opmaken met alle voorziene uitgaven en ontvangsten, alsook een jaarrekening met de verwezenlijkte uitgaven en ontvangsten. De gewestelijke overheid controleert deze documenten.